1
mei
2018

Alimentatie voor kinderen van 21 jaar en ouder: hoe zit het nou precies?

Door Martine Gunter

Ouders zijn wettelijk verplicht om te voorzien in de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Ook nadat kinderen 18 jaar oud zijn geworden, zijn ouders verplicht om bij te dragen in hun kosten van studie en levensonderhoud. Vanaf dat moment krijgt het kind jegens zijn ouder(s) een eigen recht op uitbetaling van de alimentatie.

Die verplichting om bij te dragen in de studiekosten is er, los van de vraag of een kind zelf geld kan verdienen door te werken. Een kind die zelf geld kan verdienen door te werken, maar die er voor kiest om een studie te volgen, dient daartoe financieel in staat te worden gesteld door zijn ouders. Uiteraard op voorwaarde dat de ouders daartoe ook financieel in staat zijn. Deze verplichting tot het betalen van een studiebijdrage bestaat voor kinderen van 18 tot 21 jaar oud, zogenoemde jong-meerderjarigen.

Dit verandert wanneer een kind 21 jaar oud wordt. Vanaf dat moment kan een kind op grond van de wet tegenover zijn ouders alleen nog aanspraak maken op een bijdrage in het geval hij “behoeftig” is, met andere woorden wanneer hij niet in staat is om zelf geld te verdienen.

Het enkele feit dat een kind nadat hij/zij 21 jaar oud is geworden studeert, maakt het kind niet behoeftig. Ouders zijn nadat kinderen 21 jaar oud zijn geworden dus niet langer verplicht om hen financieel in staat te stellen om te kunnen studeren (vgl. HR 9 september 1983, NJ 1984/535).

Onder omstandigheden kan een student van 21 jaar en ouder op grond van een zogenoemde natuurlijke verbintenis jegens zijn ouders toch nog aanspraak maken op een bijdrage in zijn studiekosten.

Zo heeft het gerechtshof Amsterdam geoordeeld dat een natuurlijke verbintenis kan bestaan voor ouders om een kind van 21 jaar oud financieel te ondersteunen bij het dragen van de kosten van een reeds aangevangen studie (hof Amsterdam, 6 september 2011, ECLI:NL:GHAMS:2011:BU4638). Omdat de dochter inmiddels 21 jaar oud was bestond er geen wettelijke verplichting meer voor de ouders om nog bij te dragen. Omdat de dochter de studie kennelijk met toestemming van haar ouders was begonnen, zij haar studie nog niet had afgerond maar deze het eerst volgende schooljaar zou voltooien, was het hof van mening dat onder die omstandigheden er voor de ouders een natuurlijke verbintenis bestond om de dochter financieel in staat te stellen om haar studie te voltooien. Een natuurlijke verbintenis is een verbintenis die niet via de rechter kan worden afgedwongen (artikel 6:3 BW). Dit is natuurlijk enigszins vreemd omdat een verbintenis nu juist een verplichting inhoudt, terwijl een natuurlijke verbintenis juist niet afdwingbaar is. Wanneer de ouders de studiebijdrage zouden doorbetalen zonder dat er sprake is van een natuurlijke verbintenis zouden de ouders de bijdrage naderhand kunnen terugvorderen van de dochter op grond van ‘onverschuldigde betaling’.

Daarnaast is het mogelijk dat er voor ouders een contractuele verplichting bestaat om, ook nadat hun kind 21 jaar oud is geworden, nog bij te dragen in de kosten van levensonderhoud en studie. Een voorbeeld hiervan is een afspraak die ouders hebben gemaakt in een echtscheidingsconvenant.

 

Volg De Boorder Advocaten op Twitter
  • De RSS feed voor deze twitter account is niet beschikbaar op dit moment.

Volg @deBoorderAdvo op twitter.

 © 2024 De Boorder Advocaten
Webdesign: JHmedia