19
nov
2024

Resultaten WODC-onderzoeksrapport naar draagmoederschapstrajecten in Nederland

Draagmoederschap is een complex en gevoelig thema waarbij veel verschillende rechten en belangen zijn betrokken. In opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is onderzoek gedaan naar draagmoederschapstrajecten in de periode 2017-2022. Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de hoeveelheid draagmoederschapszaken in Nederland en de ervaring van betrokkenen. Zowel de ervaring van de wensouders, draagmoeders en kinderen alsook van de betrokken professionals. Nynke van der Storm en Mindy Mosk van ons kantoor hebben als professionals aan dit onderzoek meegewerkt. Op 17 oktober 2024 zijn de onderzoeksresultaten verschenen.

Het volledige rapport is hier te lezen.

Wat is draagmoederschap?

Draagmoederschap houdt in dat een persoon of een koppel met een kinderwens (de wensouders) een andere vrouw (de draagmoeder) vragen om een kind voor hen te dragen. In Nederland is er op dit moment geen wettelijke regeling die draagmoederschap reguleert. Dit zorgt voor een ingewikkeld en langdurig proces bij wensouders.

Draagmoederschap kan laagtechnologisch en hoogtechnologisch plaatsvinden. Laagtechnologisch draagmoederschap betekent dat een draagmoeder een kind voor een ander draagt, maar dat de eicel afkomstig is van de draagmoeder zelf. Bij hoogtechnologisch draagmoederschap wordt er gebruik gemaakt van de eicel van de wensmoeder of van een eiceldonor. De draagmoeder is dan genetisch niet verwant aan het kind.

Naar schatting worden er in Nederland jaarlijks tussen de 30 en 50 kinderen geboren met hulp van een draagmoeder. In de periode 2017-2022 waren er in Nederland 165 zaken over draagmoederschap. Dit zijn enkel zaken waarin ook daadwerkelijk een kind is geboren en die bekend zijn bij de rechtbank of de Raad voor de Kinderbescherming. Naar alle waarschijnlijkheid is dit een onderschatting van het werkelijke aantal zaken. Wensouders die een draagmoeder zoeken of nog in de voorfase zitten, zijn in dit aantal niet meegenomen. Iets meer dan de helft van de trajecten vond plaats in het buitenland (57% ten opzichte van 43% in Nederland). Het aantal trajecten is in de afgelopen jaren toegenomen.

Draagmoederschapsovereenkomst

Wanneer de wensouders en de draagmoeder besluiten het traject met elkaar aan te gaan, stellen zij doorgaans een overeenkomst op. Dit wordt ook wel de draagmoederschapsovereenkomst genoemd. Hierin worden afspraken vastgelegd over onderwerpen die relevant zijn voor de verschillende fases van het traject. Hierbij kan worden gedacht aan hoe het contact tussen de betrokkenen zal verlopen tijdens de zwangerschap en daarna, welke levensstijl de draagmoeder tijdens de zwangerschap zal hebben (zoals afspraken over voeding en het onthouden van nuttigen van alcohol/roken), afspraken over de wensen voor de bevalling (zoals de aan- en/of afwezigheid van de wensouders bij de bevalling), bij welke complicaties de zwangerschap wordt afgebroken en eventuele afspraken over de (financiële) vergoeding voor de draagmoeder ter compensatie van inkomensverlies, medische kosten, vitamines, kleding et cetera. Niet alle afspraken in een draagmoederschapscontract zijn juridisch afdwingbaar. Zo kunnen afspraken over abortus juridisch niet afgedwongen worden.

Uit het onderzoek blijkt dat als betrokkenen het niet eens worden over bepaalde (cruciale) onderwerpen, zij het traject ook niet samen aangaan. Alle wensouders en draagmoeders uit het onderzoek waren dan ook tevreden met het traject; zij zijn trots op het kind dat geboren is en blij met de relatie die ze met elkaar hebben opgebouwd.

Uit het onderzoek volgt dat Nederlandse trajecten goed verlopen, maar dat er ook knelpunten zijn.

Knelpunten in de praktijk

De afwezigheid van een wettelijke regeling wordt door wensouders als ook door de professionals als grootste knelpunt benoemd. Er zijn lange wachttijden bij zowel de Raad voor de Kinderbescherming als bij de Rechtspraak waardoor er een periode ontstaat waarin de draagmoeder juridisch ouder is en het gezag uitoefent over het kind, terwijl het kind al bij de wensouders woont. Dit levert diverse praktische problemen op (zoals onder andere het aanvragen van een paspoort, problemen met de aanvraag van de kinderbijslag, het aanvragen van zorgverlof of zorgverzekeringen). Ook in buitenlandse trajecten ervaren wensouders problemen. Zo zijn er tussen rechtbanken en gemeentes in Nederland grote verschillen over het toestaan van de erkenning van het kind door één van de wensouders voorafgaand aan de bevalling wanneer het kind in het buitenland wordt geboren.

Anoniem doneren is in Nederland niet toegestaan. Toch komt dit in het buitenland met regelmaat voor (zowel voor eicel- als voor zaaddonatie) en is er geen wereldwijd verbod. Het nadeel aan het gebruik van een anonieme donor is dat het voor kinderen niet mogelijk zal zijn om hun (volledige) ontstaansgeschiedenis te achterhalen, terwijl zij hier op grond van het Kinderrechtenverdrag wel recht op hebben. Ook kan het probleem ontstaan dat donoren heel vaak doneren, waardoor kinderen uiteindelijk meer dan honderd genetische halfbroers of halfzussen kunnen hebben zonder dat zij dit weten.

Wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming

Momenteel ligt het wetsvoorstel Kind, draagmoederschap en afstamming bij de Tweede Kamer. Met dit voorstel wordt beoogd wetgeving te creëren, waarbij wensouders direct vanaf de geboorte als de juridisch ouders van het kind worden aangemerkt in tegenstelling tot de huidige situatie waarin de draagmoeder van rechtswege als de juridisch ouder wordt aangemerkt. Ouders moeten dan wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo is een voorwaarde in het wetsvoorstel dat ouders voorafgaand de zwangerschap de draagmoederschapsovereenkomst hebben laten toetsten door een rechter, waarbij de rechter ook zal onderzoeken of de draagmoeder onafhankelijk medische, psychische en juridische ondersteuning heeft gehad.

Verder voorziet het wetsvoorstel in een maximale toegestane vergoeding voor de draagmoeder. Volgens wensouders is er aan de ene kant de behoefte om de draagmoeder te compenseren voor de moeite en uit dankbaarheid. Tegelijkertijd is het volgens wensouders belangrijk dat de draagmoeder het traject niet puur uit financieel oogpunt aangaat. De maximale toegestane vergoeding die in het wetsvoorstel wordt beoogd, geldt echter niet voor buitenlandse trajecten.

Zowel voor- als tegenstanders van draagmoederschap zijn het er over eens dat er een wettelijke regeling moet komen om de belangen van betrokkenen beter te beschermen. Het rapport concludeert dat het bieden van duidelijke waarborgen én toezicht op de handhaving de kansen op misstanden minimaliseert en dat dit juist bijdraagt aan maatschappelijke acceptatie van draagmoederschap op lange termijn.

 Conclusie

Hoewel het algemene beeld van het onderzoek erop wijst dat Nederlandse trajecten positief verlopen, moeten de (ethische) zorgen niet uit het oog worden verloren.

Uit het onderzoek komt naar voren dat betrokkenen het belangrijk vinden dat er meer aandacht komt voor begeleiding. Er is een verschil gevonden in de begeleiding voor hoog- en laagtechnologische trajecten. Vaak is er in hoogtechnologische trajecten een uitgebreide begeleiding in het voortraject dat gecontinueerd worden tijdens het traject. Bij laagtechnologisch draagmoederschap gaven wensouders en draagmoeders aan dat ze zelf op zoek gaan naar de begeleiding die zij nodig hebben en vooral op het gebied van nazorg de begeleiding wordt gemist. Ook bestaat de wens voor wetenschappelijk onderbouwde adviezen over onder andere de hechting tussen wensouders en het kind.

Ook dient er meer oog te zijn voor de complexiteit van juridische procedures en mogelijke inbreuken op de rechten van de kinderen. Het gaat hierbij vooral op het recht van het kind op afstammingsinformatie en het feit dat de procedure lang duurt en kinderen daardoor een lange periode van onzekerheid hebben waarin de juridische verantwoordelijkheid en de feitelijke verantwoordelijkheid voor het kind van elkaar zijn gescheiden. Juist in noodsituaties zijn kinderen dan onvoldoende beschermd.

Tot slot wijzen de onderzoekers er op dat er zorgen zijn over de dunne lijn tussen draagmoederschap en kinderkoop. Bepalend voor dit onderscheid is de vraag of betaald wordt voor de overdracht van het kind zelf.

Wilt u meer informatie over draagmoederschap? Neem dan contact op met Nynke of Mindy. Zij kunnen u nader adviseren.

Volg De Boorder Advocaten op Twitter
  • De RSS feed voor deze twitter account is niet beschikbaar op dit moment.

Volg @deBoorderAdvo op twitter.

 © 2024 De Boorder Advocaten
Webdesign: JHmedia